19 En wanneer zij uitgaan naar de buitenste voorhof tot het volk, dan zullen zij hun klederen waarin zij dienst gedaan hebben, uittrekken en die neerleggen in de vertrekken van het heiligdom, en andere klederen aantrekken, opdat zij door hun klederen het volk niet heiligen.
20 Ook zullen zij hun hoofdhaar niet scheren noch het hoofdhaar vrij laten groeien, maar zij zullen hun hoofdhaar knippen.
21 Geen der priesters zal wijn drinken, wanneer zij de binnenste voorhof zullen ingaan.
22 Zij zullen zich geen weduwe of een verstotene tot vrouw nemen; maar meisjes uit de nakomelingschap van het huis Israëls, of een weduwe die de weduwe van een priester is, mogen zij nemen.
23 En zij zullen mijn volk het onderscheid leren tussen heilig en niet heilig en het onderscheid doen kennen tussen onrein en rein.
24 Ook bij een geschil zullen zij optreden om recht te spreken; naar mijn verordeningen zullen zij dat beslechten; mijn wet en mijn inzettingen zullen zij op al mijn feesttijden onderhouden en mijn sabbatten zullen zij heiligen.
25 Niemand van hen mag bij een dode komen, waardoor hij zich zou verontreinigen; slechts aan vader of moeder, zoon of dochter, broeder of zuster die aan geen man heeft toebehoord, mogen zij zich verontreinigen.