4 dit zal een heilig stuk van het land zijn; het zal voor de priesters zijn, die het heiligdom bedienen, die naderen om de Here te dienen; en het is bestemd voor hen als plaats voor huizen en als een gewijde plaats voor het heiligdom.
5 Vijfentwintigduizend (el) lengte en tienduizend (el) breedte zal voor de Levieten zijn, die het huis verzorgen, hun tot een bezitting, tot steden ter bewoning.
6 Tot bezitting der stad zult gij bestemmen vijfduizend (el) breedte en vijfentwintigduizend (el) lengte, evenwijdig aan de heilige heffing; dat zal voor het gehele huis Israëls zijn.
7 Wat de vorst betreft, ter weerszijden van de heilige heffing en van de bezitting der stad, langs de heilige heffing en langs de bezitting der stad, aan de westzijde westwaarts en aan de oostzijde oostwaarts – en de lengte moet overeenkomen met een van de andere delen, van de westgrens tot de oostgrens –
8 zal zijn gebied zijn, tot een bezitting in Israël, zodat mijn vorsten mijn volk niet meer onderdrukken, maar het land overlaten aan het huis Israëls, naar hun stammen.
9 Zo zegt de Here Here: Het is meer dan genoeg geweest, vorsten van Israël. Laat af van geweld en onderdrukking, handelt naar recht en gerechtigheid; ontlast mijn volk van uw afpersingen, luidt het woord van de Here Here.
10 Gij zult een zuivere weegschaal hebben, een zuivere efa en een zuivere bath;