22 Uitgezonderd het bezit der Levieten en het bezit der stad, die liggen tussen wat van de vorst is, zal wat tussen de grens van Juda en die van Benjamin ligt, voor de vorst zijn.
23 Wat nu de overige stammen betreft, van de oostzijde tot de westzijde: Benjamin één deel;
24 naast het gebied van Benjamin, van de oostzijde tot de westzijde: Simeon één deel;
25 naast het gebied van Simeon, van de oostzijde tot de westzijde: Issakar één deel;
26 naast het gebied van Issakar, van de oostzijde tot de westzijde: Zebulon één deel;
27 naast het gebied van Zebulon, van de oostzijde tot de westzijde: Gad één deel;
28 en naast het gebied van Gad aan de zuidzijde, naar het zuiden toe, loopt de grens van Tamar over het water van Meribat-Kades, langs de beek tot de grote zee.