6 Er komt een einde; het einde komt! Het wordt wakker over u! Zie, het komt!
7 De doem komt over u, inwoner des lands! De tijd komt! De dag is nabij. Verwarring en geen vreugdegeroep op de bergen!
8 Nu zal Ik weldra mijn grimmigheid over u uitstorten en mijn toorn ten volle over u brengen, Ik zal u richten volgens uw wandel en al uw gruwelen aan u vergelden.
9 Ik zal niets ontzien en geen deernis hebben; naar uw wandel zal Ik u vergelden, en uw gruwelen zullen op u neerkomen. En gij zult weten, dat Ik, de Here, het ben, die slaat.
10 Zie, de dag! Zie, het komt; de doem voltrekt zich; de staf bloeit; de overmoed spruit uit.
11 Het geweld is opgeschoten tot een staf van goddeloosheid. Niets zal er van hen overblijven, noch van hun rumoer, noch van hun getier; verdwijnen zal al hun praal.
12 De tijd komt! De dag nadert! De koper verheuge zich niet en de verkoper treure niet, want toorngloed komt over heel hun rumoerige menigte.