1 ‘Israël heeft Mij omringd met leugens en Mij bedrogen. Maar Juda heeft nog een band met Mij en blijft Mij, de Heilige, nog trouw.
2 Israël hoedt de wind en jaagt de hele dag de droge oostenwind na. Om hulp te krijgen, geeft zij geschenken aan Assyrië en Egypte, maar in ruil daarvoor ontvangt zij alleen maar waardeloze beloften.
3 Maar de Here gaat ook tegen Juda een proces beginnen. Jakob zal eveneens een terechte straf krijgen voor zijn wandaden.
4 Bij zijn geboorte vocht hij met zijn broer en als volwassen man streed hij tegen God.
5 Ja, hij worstelde met de Engel en won. Onder tranen smeekte hij Hem om zijn zegen. Daar in Betel heeft hij God ontmoet. En God sprak met hem.
6 De Here, de God van de hemelse legers die Here heet, sprak met hem.