6 Maar toen u uw buik had volgegeten, werd u trots en vergat Mij.
7 Daarom zal Ik Mij als een leeuw op u storten. Of Ik ga als een panter aan de kant van de weg op de loer liggen.
8 Ik zal u aanvallen als een berin die van haar jongen is beroofd en u aan stukken scheuren en verslinden als een leeuw.
9 O Israël, als Ik u vernietig, wie kan u dan nog redden?
10 Waar is uw koning? Waarom roept u hem niet te hulp? Waar zijn alle leiders van het land? Vroeger riep u: “Geef ons een koning en regeringsleiders!” Waar zijn zij nu?
11 In mijn woede gaf Ik u koningen en nam hen uit boosheid weer weg.
12 Israëls zonden zijn geoogst en opgeslagen tot het moment van het vonnis.