2 Israël, ga terug naar de Here, uw God, want uw zonden hebben u laten struikelen.
3 Belijd uw schuld! Ga terug naar de Here en zeg Hem: ‘Vergeef al onze zonden en wees ons genadig. In plaats van offers zullen wij U loven en prijzen.
4 Assyrië kan ons niet verlossen en ons militair overwicht baat ons niets. Wij zullen nooit meer tegen onze afgoden zeggen: “U bent onze God.” Want van U alleen ervaren de wezen medelijden.’
5 ‘Dan zal Ik u genezen van uw afgoderij en ontrouw. Ik zal u liefhebben, uit eigen vrije wil, want mijn toorn zal voorgoed bedaren.
6 Als dauw zal Ik Israël verfrissen. Zij zal bloeien als een lelie en haar wortels diep uitslaan als de ceders van de Libanon.
7 Haar takken zullen uitlopen en zij zal zo mooi zijn als de olijfboom en heerlijk geuren als de wouden van de Libanon.
8 Haar bevolking zal weer rusten onder zijn schaduw. Zij zal als vanouds koren verbouwen en bloeien als de wijnstok en beroemd zijn als de wijn van de Libanon.