6 Mijn volk komt om van ellende, omdat het Mij niet meer kent en dat is uw schuld, priesters! Want u wilt Mij niet kennen. Daarom weiger Ik u nog langer te erkennen als mijn priesters. Omdat u mijn wetten verwaarloosd hebt, zal Ik uw kinderen verwaarlozen.
7 Hoe meer mijn volk in omvang toenam, hoe meer het tegen Mij zondigde. Ik zal het zijn eervolle positie ontnemen en te schande maken.
8 De priesters verheugen zich over de zonden van het volk. Dáár leven zij van en ze hebben een onverzadigbaar verlangen naar meer.
9 Er zal gezegd worden: “Zoals de priester is, zo is het volk.” Daarom zal Ik zowel de priester als het volk straffen voor hun slechte gedrag.
10 Hoewel zij eten, zal het hongergevoel niet verdwijnen. Zij zullen grote zaken doen in de prostitutie, maar toch geen kinderen krijgen. Want zij hebben verzuimd om Mij, de Here, te vereren.
11 Wijn en vrouwen hebben mijn volk van het verstand beroofd.
12 Het vraagt nu aan een stuk hout wat het moet doen en het leest de toekomst af aan houten stokjes. Hun verlangen naar afgoden heeft hen aan het dwalen gebracht. Want zij hebben overspel gepleegd door andere goden te dienen en Mij te verlaten.