8 De priesters verheugen zich over de zonden van het volk. Dáár leven zij van en ze hebben een onverzadigbaar verlangen naar meer.
9 Er zal gezegd worden: “Zoals de priester is, zo is het volk.” Daarom zal Ik zowel de priester als het volk straffen voor hun slechte gedrag.
10 Hoewel zij eten, zal het hongergevoel niet verdwijnen. Zij zullen grote zaken doen in de prostitutie, maar toch geen kinderen krijgen. Want zij hebben verzuimd om Mij, de Here, te vereren.
11 Wijn en vrouwen hebben mijn volk van het verstand beroofd.
12 Het vraagt nu aan een stuk hout wat het moet doen en het leest de toekomst af aan houten stokjes. Hun verlangen naar afgoden heeft hen aan het dwalen gebracht. Want zij hebben overspel gepleegd door andere goden te dienen en Mij te verlaten.
13 Zij brengen op de bergtoppen offers aan de afgoden. Zij beklimmen de heuvels om wierook te branden onder de aangename schaduw van eiken, populieren en terebinten. Daar vervallen uw dochters tot prostituees en plegen uw schoondochters overspel.
14 Maar waarom zou Ik hen straffen? Want u, mannen, doet precies hetzelfde door naar de hoeren en de tempelprostituees te gaan! Zo komt dit volk dat geen inzicht heeft, ten val.