5 Israëls hoogmoed getuigt persoonlijk tegen haar tijdens mijn proces. Zij zal struikelen onder haar zondenlast en ook Juda zal komen te vallen.
6 Ten slotte zullen zij met hun schapen en runderen komen om de Here te offeren, maar het zal te laat zijn, zij zullen Hem niet kunnen vinden. Hij heeft zich aan hen onttrokken en hen alleen gelaten.
7 Want zij zijn de Here ontrouw geworden en hebben kinderen gekregen die niet van Hem zijn. Onverwacht zullen zij en hun rijkdommen verdwijnen.
8 Sla alarm! Blaas op de bazuin in Gibea en op de trompet in Rama. Waarschuw de mensen uit Bet-Aven en Benjamin.
9 Luister, Israël! Ik deel u mijn besluit mee, Ik maak het bekend onder de stammen van Israël: op de dag van uw veroordeling zult u volledig worden verwoest.
10 De leiders van Juda veroveren gebied, als indringers hebben zij grensstenen verlegd. Daarom zal Ik mijn woede over hen uitstorten als een waterval.
11 Israël wordt verpletterd en gebroken door zijn vonnis, omdat zij vastbesloten was afgoden te volgen.