2 Hij zal ons na twee dagen weer overeind helpen en op de derde dag zullen wij, weer helemaal opgeknapt, met Hem leven.
3 Ja, wij verlangen naar de Here en Hij zal daarop reageren, zo zeker als de komst van dauw of regen in het vroege voorjaar.”
4 Wat zal Ik met u doen, Israël en Juda? Want uw liefde verdwijnt als wolken in de morgen en verdampt als dauw in de vroege ochtend.
5 Ik stuurde mijn profeten om u te waarschuwen voor uw ondergang. Ik heb u harde klappen toegebracht met mijn woorden en met de dood bedreigd. Onverwacht werd u getroffen door mijn veroordeling, als door een plotseling doorbrekend licht.
6 Ik wil uw offers niet, Ik wil uw liefde. Ik hoef uw brandoffers niet, Ik wil dat u Mij kent.
7 Maar u bent net als Adam: u hebt mijn verbond verbroken en bent Mij zo ontrouw geworden.
8 De bewoners van Gilead zijn misdadigers, de stad is vol bloedsporen.