1 Dit is een andere boodschap van de Here aan Jesaja over Juda en Jeruzalem:
2 In de laatste dagen zullen Jeruzalem en de tempel van de Here een grote aantrekkingskracht op de wereld uitoefenen en mensen uit vele landen zullen daar naar toe trekken om de Here te aanbidden.
3 ‘Kom,’ zullen zij tegen elkaar zeggen, ‘laten wij naar de berg van de Here gaan om de tempel van de God van Israël te bezoeken. Hij zal ons leren hoe wij moeten leven en wij zullen Hem gehoorzamen.’ Want in die tijd zal de Here vanuit Jeruzalem de hele wereld onderwijzen en regeren.
4 Hij zal rechtspreken tussen de volken en machtige, ver weg gelegen naties terechtwijzen. Oorlogstuig zal worden omgebouwd tot landbouwwerktuigen. Geen enkel volk zal nog een ander volk aanvallen, want alle oorlogen zullen verleden tijd zijn, en niemand zal meer worden opgeleid tot soldaat.
5 Och Israël, laten wij wandelen in het licht van de Here en zijn wetten gehoorzamen!
6 De Here heeft u verstoten, omdat u vreemde invloeden uit het oosten binnenhaalt, zoals magie en contact met de boze geesten, zoals dat ook bij de Filistijnen is.
7 Israël heeft grote schatten aan zilver en goud en grote hoeveelheden paarden en wagens.
8 Bovendien wemelt het land van de afgoden. Zij maken zelf hun afgodsbeelden en aanbidden die dan!
9 Groot en klein, alles buigt voor die beelden en God zal hun de zonde niet vergeven.
10 Verberg u in de grotten, verberg u voor de verschrikkelijke majesteit van de Here,
11 want er komt een tijd dat trotse blikken worden neergeslagen en dat trotse mannen zich buigen, in die dagen zal alleen de Here verheven zijn.
12 Die dag zal de Here van de hemelse legers alles wat trots en hoogmoedig is, vernederen.
13 De hoge ceders van de Libanon en de machtige eiken van Basan zullen zich buigen.
14 Alle hoge bergen en heuvels,
15 elke hoge toren en steile muur,
16 alle grote zeeschepen met kostbare lading: alles zal die dag door de Here worden verwoest.
17 Alle menselijke verwaandheid zal moeten buigen en alleen de Here zal verheven zijn.
18 En alle afgoden zullen spoorloos verdwijnen.
19 Als de Here van zijn troon opstaat om de aarde te bestraffen, zullen zijn vijanden een goed heenkomen zoeken in rotsspleten en grotten, uit angst voor zijn indrukwekkende glorie en majesteit.
20 Dan zullen de mensen eindelijk hun gouden en zilveren afgoden afdanken en voor de ratten en de vleermuizen gooien
21 in een overhaaste vlucht naar de rotsholen en bergspleten om te ontkomen aan de verschrikkelijke glorie en majesteit van de Here, wanneer Hij opstaat om de aarde te bestraffen.
22 Stel toch geen vertrouwen in de mens, klein als hij is en afhankelijk van zijn ademhaling. Hij stelt niets voor!