11 Zij luisteren niet naar uw dreigementen en negeren uw dreigend opgeheven hand. Laat hun zien hoe na uw volk U aan het hart ligt. Misschien zullen zij zich dan schamen! Ja, laat hen verbranden door het vuur dat U had bestemd voor uw vijanden.
12 Here, geef ons uw vrede, want alles wat wij bezitten en zijn, is van U afkomstig.
13 O Here, onze God, andere heren heersten over ons, maar nu aanbidden wij U alleen.
14 Degenen die wij vroeger dienden, zijn dood en vergeten, zij zullen nooit meer terugkeren. U keerde Zich tegen hen en vernietigde hen en zij zijn al lange tijd vergeten.
15 Prijs de Here! Hij heeft ons tot een machtig volk gemaakt. Hij heeft de grenzen van ons land uitgebreid!
16 Here, in onze wanhoop zochten wij U. Toen uw straf ons trof, riepen wij U aan.
17 Wat misten wij uw aanwezigheid, Here! Wij leden als een vrouw die een kind ter wereld brengt en daarbij schreeuwt en ineenkrimpt van de pijn.