6 ze wordt onder de voet gelopen, vertrapt door de armen en machtelozen.
7 Maar voor de goede mensen is het pad niet steil en ruw! God geeft hun geen ruw en verraderlijk pad, maar effent de weg voor hen.
8 O Here, wij vinden het heerlijk om uw wil te doen! Ons hart verlangt ernaar uw naam te prijzen.
9 Zelfs 's nachts zoek ik naar U, vastbesloten zoek ik naar God, want als U als rechter naar de aarde komt, zullen de mensen zich van hun verdorvenheid afkeren en doen wat goed is.
10 Ook al vergeeft U hen, de goddelozen leren het nooit, zelfs in het land waar rechtvaardigheid heerst blijven zij zondigen en merken zij uw majesteit niet op.
11 Zij luisteren niet naar uw dreigementen en negeren uw dreigend opgeheven hand. Laat hun zien hoe na uw volk U aan het hart ligt. Misschien zullen zij zich dan schamen! Ja, laat hen verbranden door het vuur dat U had bestemd voor uw vijanden.
12 Here, geef ons uw vrede, want alles wat wij bezitten en zijn, is van U afkomstig.