9 De uitdrukking op hun gezichten getuigt tegen hen en laat zien dat zij schuldig zijn. Zij spreken onbekommerd over hun zonden, net als men in Sodom deed, zij schamen zich er zelfs niet voor. Het loopt slecht met hen af, maar het is hun eigen schuld.
10 Maar met de rechtvaardige en godvrezende man gaat het goed, een grote beloning staat hem te wachten.
11 Maar met de goddeloze loopt het slecht af, ook hij krijgt zijn verdiende loon.
12 Ach mijn volk! Uw verdrukkers zijn nog maar kinderen en vrouwen overheersen u. Uw leiders zijn misleiders geworden! Zij maken de rechte weg die vóór u lag tot een doolhof.
13 Maar de Here maakt Zich klaar voor zijn rechtszaak waarin Hij de volken als beklaagden oproept!
14 De eersten die de Here zal aanklagen, zijn de oudsten en de edelen, want zij hebben de armen beroofd. Zij hebben hun huizen met hun buit gevuld.
15 ‘Wat bezielt u dat u mijn volk vertrapt en weerlozen mishandelt?’ zal de Here van de hemelse legers hun vragen.