8 Uw wegen zijn verlaten en er zijn geen reizigers meer. Het vredesverdrag is verbroken en zij bekommeren zich niet om de beloften die zij in het bijzijn van getuigen hebben gedaan, zij hebben voor niemand respect.
9 Het hele land Israël is in grote nood, de Libanon is verwoest, de Saron is een wildernis geworden, Basan en de Karmel zijn leeggeplunderd.
10 Maar de Here zegt: Ik zal opstaan en mijn kracht en glorie laten zien.
11 U, Assyriërs, zult niets bereiken met al uw inspanningen. Uw adem is een vuur dat u zelf zal verteren.
12 Uw legers zullen tot kalk worden verbrand, als dorens die worden afgesneden en op het vuur gegooid.
13 Luister naar wat Ik heb gedaan, of u ver weg of dichtbij woont, erken mijn macht!
14 De zondaars onder mijn volk beven van angst. ‘Wie van ons,’ schreeuwen zij, ‘kan leven in de nabijheid van dit allesverterende, eeuwige vuur?’