7 Want de koning zal een bericht uit Assur ontvangen, waaruit blijkt dat zijn aanwezigheid daar dringend gewenst is. Hij zal terugkeren naar zijn eigen land, waar Ik hem zal laten doden.” ’
8 Na het overleg verliet de Assyrische afgezant Jeruzalem om verslag uit te brengen aan zijn koning. Die had Lachis intussen verlaten om Libna te belegeren.
9 Op datzelfde moment hoorde de Assyrische koning echter dat koning Tirhaka van Ethiopië op het punt stond hem met een leger (vanuit het zuiden) aan te vallen. Direct daarop stuurde hij boodschappers terug naar Jeruzalem om Hizkia het volgende te vertellen:
10 ‘Laat die God op wie u vertrouwt, u niet misleiden met de belofte dat de koning van Assur Jeruzalem niet zal innemen!
11 Denk maar aan wat overal gebeurde, waar de koningen van Assur kwamen, zij versloegen iedereen die tegen hen opstond. Denkt u dat het u anders zal vergaan?
12 Redden hun goden de steden Gozan, Haran, Rezef of de bewoners van Eden in Telassar? Nee, de Assyrische koningen versloegen hen vernietigend!
13 En denk aan wat gebeurde met de koning van Hamath, de koning van Arpad en de koningen van de steden Sefarvaïm, Hena en Ivva.’