8 Ik zal de schaduw van de zon op de zonnewijzer van Achaz tien graden laten teruggaan!” ’ En de zon liep de tien graden terug die hij al had afgelegd!
9 Toen koning Hizkia weer beter was, schreef hij een gedicht over deze gebeurtenis:
10 ‘Mijn leven is pas half voorbij en ik moet het al verlaten. Ik betreed het dodenrijk, verloren zijn mijn toekomstige jaren.
11 Ik zal de Here nooit meer zien in het land der levenden. Mijn vrienden in deze wereld moet ik achterlaten.
12 Mijn leven wordt weggeblazen als een herderstent, het wordt afgesneden zoals een wever zijn werk van het weefgestoelte afsnijdt. In één dag komt mijn leven aan een zijden draad te hangen.
13 Ik kon de hele nacht niet slapen van verdriet, het was alsof leeuwen mij verscheurden.
14 In het nauw gedreven, tjilp ik als een zwaluw en kir ik als een duif. Ik kijk verlangend omhoog en roep: “Och Here, ik ben bang, help mij toch.”