8 Wees vooral niet bang, heb Ik het u niet steeds verteld? U bent mijn getuigen, bestaat er een andere God buiten Mij? Nee! Ik ken er geen! Er bestaat geen andere rots.
9 Wat zijn zij die beelden als hun goden vereren toch dom! Hun hoop blijft onbeantwoord. Zij zijn er zelf getuige van dat dit zo is, want hun beelden zien en horen niets. Geen wonder dat zij die die beelden aanbidden, zo beschaamd zijn.
10 Wie anders dan een dwaas maakt zijn eigen god, een beeld dat hem geen steek verder kan helpen!
11 Allen die deze beelden vereren, zullen beschaamd staan voor de Here, samen met al die houtbewerkers—gewone mensen—die beweren dat zij een god hebben gemaakt. Zij zullen delen in elkaars angst als zij daar staan.
12 De smid staat bij het vuur een bijl te maken. Met volle kracht slaat hij op het metaal. Hij krijgt honger en dorst, wordt amechtig en zwak.
13 Dan pakt de houtbewerker de bijl en gebruikt hem om een god te maken. Hij meet het blok hout en tekent de omtrekken van een man op het hout, waarna hij het uithakt. Nu heeft hij een prachtig beeld, dat echter niet uit zichzelf van zijn plaats kan komen.
14 Hij hakt cederbomen om, kiest cipressen en eiken uit en plant de zilverberk in het bos, waar de regen hem voldoende water geeft om op te groeien.