10 Zij zullen geen honger of dorst lijden, de brandende zon en de schroeiende woestijnwinden zullen hen niet meer bereiken, want de Here zal hen leiden naar waterbronnen.
11 Ik zal mijn bergen voor hen tot vlakke paden maken, de wegen zullen dalen overbruggen.
12 Kijk, mijn volk zal vanuit het oosten, het noorden en het westen terugkeren.’
13 Hemelen zing van blijdschap, jubel, o aarde. Barst uit in een lied, o bergen, want de Here heeft zijn volk getroost en zal medelijden hebben met zijn volk dat zo zwaar verdrukt werd.
14 Toch zeggen zij: ‘De Here heeft ons verlaten, Hij is ons vergeten.’
15 Nooit! Kan een moeder haar kleine kind vergeten en niet van haar eigen zoon houden? Ook al zou dat kunnen, dan zou Ik u nog niet vergeten.
16 Kijk maar, Ik heb uw naam in mijn handpalm gekerfd, de verwoeste muren van Jeruzalem staan Mij voortdurend voor ogen.