4 Mijn volk werd zonder reden getiranniseerd door Egypte en Assur en Ik stond dat toe.
5 En nu, wat is dit? vraagt de Here. Waarom is mijn volk weer slaaf en wordt het zonder reden onderdrukt? Zij die het overheersen, roemen in hoogmoed en mijn naam wordt de hele dag door het slijk gehaald.
6 Daarom zal Ik mijn naam aan mijn volk bekendmaken en het zal de kracht kennen die in die naam schuilt. Dan zal het ten slotte ontdekken dat Ik tegen hen spreek.
7 Wat heerlijk zijn op de bergen de voeten van de brengers van het goede nieuws van vrede en heil, het nieuws dat de God van Israël regeert.
8 De wachtposten schreeuwen en zingen van blijdschap, want met hun eigen ogen zien zij hoe de Here God zijn volk weer naar huis terugbrengt.
9 Laten de ruïnes van Jeruzalem uitbarsten in blij gezang, want de Here heeft zijn volk getroost. Hij heeft Jeruzalem verlost.
10 Aan alle volken heeft de Here laten zien hoe machtig Hij is, de verste uithoeken van de aarde zullen het heil van onze God zien.