14 Als grazend vee in de dalen, zo gaf de Geest van de Here hun rust. O Here, op die manier bezorgde U Zichzelf een geweldige naam.
15 Kijk vanuit de hemel neer en zie ons vanuit uw heilige, glorieuze verblijfplaats. Waar is uw liefde voor ons die U altijd liet zien? Waar zijn nu uw kracht, uw genade en uw medelijden?
16 U bent immers nog steeds onze Vader! Abraham en Jakob kennen ons niet, maar U blijft onze vader, onze verlosser van oudsher.
17 O Here, waarom liet U ons afdwalen van uw wegen in onze onbuigzaamheid, zodat wij zondigden en ons tegen U keerden? Kom terug en help ons, want wij, die uw eigendom zijn, hebben U zo nodig.
18 Hoe kort hebben wij Jeruzalem maar in bezit gehad! En nu hebben onze vijanden haar verwoest.
19 O God, waarom behandelt U ons alsof wij uw volk niet zijn, als een heidens volk dat U nooit ‘Here’ noemde?