10 De dood der onbesnedenen zult gij sterven door de hand van vreemdelingen, want Ik heb het gesproken, luidt het woord van de Here Here.
11 Het woord des Heren kwam tot mij:
12 Mensenkind, hef een klaaglied aan over de koning van Tyrus en zeg tot hem: zo zegt de Here Here:Volmaakt zijt gij van gestalte,vol van wijsheid, volkomen schoon.
13 In Eden waart gij, Gods hof;allerhande edelgesteente overdekte u:rode jaspis, chrysoliet en prasem,turkoois, chrysopraas en nefriet,lazuursteen, hematiet en malachiet.Van goud was het werkstuk, waarin zij waren gevaten aan u vastgehecht;toen gij geschapen werdt, waren zij gereed.
14 Gij waart een beschuttende cherub met uitgespreide vleugels;Ik had u een plaats gegeven:gij waart op de heilige berg der goden,wandelend te midden van vlammende stenen.
15 Onberispelijk waart gij in uw wandel,vanaf de dag dat gij geschapen werdt,totdat er onrecht in u werd gevonden:
16 door uw uitgebreide handel zijt gij vervuld geraaktmet geweldenarij en kwaamt gij tot zonde.Van de berg der goden verbande Ik uen deed u weg, gij beschuttende cherub,van tussen de vlammende stenen.