43 Haken van één handbreedte waren aan alle zijden aan het gebouw bevestigd; op de tafels kwam het vlees van de offergave.
44 Aan de buitenzijde van de binnenste poort waren twee vertrekken in de binnenste voorhof, één aan de zijkant van de Noordpoort met de voorzijde op het zuiden en één aan de zijkant van de Zuidpoort met de voorzijde op het noorden.
45 Hij sprak tot mij: Dit vertrek met de voorzijde op het zuiden, is voor de priesters die in de tempel dienst doen,
46 en het vertrek met de voorzijde op het noorden, is voor de priesters die bij het altaar dienst doen; en wel de zonen van Sadok, die uit de zonen van Levi tot de Here naderen om Hem te dienen.
47 Daarna mat hij de voorhof; de lengte was honderd el en de breedte honderd el, een vierkant; en het altaar stond vóór het huis.
48 Toen bracht hij mij naar de voorhal van het huis en mat het muurvlak van de voorhal, vijf el aan weerszijden, en de breedte van de poort, drie el aan weerszijden.
49 De lengte van de hal was twintig el en de breedte elf el, en wel bij de treden langs welke men tot haar opsteeg. En tegen de muurvlakken stonden aan weerszijden zuilen.