47-48 Als het vermoeden bestaat dat in een linnen of wollen kleed of weefsel, in een stuk leer of een leren voorwerp melaatsheid zit en de aangetaste plek is groenachtig of roodachtig,
49 kan het melaatsheid zijn en moet het voorwerp voor onderzoek naar de priester worden gebracht.
50 De priester zal het voorwerp zeven dagen in afzondering houden.
51 Op de zevende dag zal hij het voorwerp opnieuw onderzoeken.
52 Als de plek zich heeft uitgebreid, is het een besmettelijke melaatsheid en moet het wollen, linnen of leren voorwerp worden verbrand, want het is onrein.
53-54 Maar als bij het tweede onderzoek blijkt dat de plek zich niet heeft uitgebreid, zal de priester opdracht geven het verdachte voorwerp te wassen en het daarna nog eens zeven dagen in afzondering te houden.
55 Als na die zeven dagen de plek niet van kleur is veranderd, al heeft ze zich niet uitgebreid, dan is het melaatsheid en moet het voorwerp worden verbrand, want het is dan door en door geïnfecteerd.