12 Elke aarden pot die de onreine man aanraakt, moet worden stukgeslagen en elk houten voorwerp moet na zijn aanraking met water worden afgespoeld.
13 Als de zieke geneest en de vloeiing stopt, moet hij beginnen met een zevendaagse reinigingsceremonie door zijn kleren te wassen en zich in stromend water te baden.
14 De achtste dag zal hij twee jonge duiven of tortelduiven nemen en voor de Here verschijnen bij de ingang van de tabernakel en de duiven aan de priester geven.
15 De priester zal ze offeren, de ene als zondoffer, de andere als brandoffer, zo zal de priester tegenover de Here verzoening doen voor de man wegens zijn ziekte.
16 Als een man een zaadlozing heeft gehad, moet hij zich helemaal baden en zal hij onrein zijn tot de avond.
17 Kledingstukken en beddengoed waarop het zaad terecht is gekomen, moeten worden gewassen en zullen tot de avond onrein zijn.
18 Na de geslachtsgemeenschap moeten zowel de man als de vrouw zich baden. Zij blijven tot de volgende morgen onrein.