2 ‘Iedere man die aan een geslachtsziekte lijdt, is onrein,
3 zowel wanneer hij afscheiding heeft als wanneer het verstopt zit.
4 Elk bed waarop hij ligt en elke stoel waarop hij zit, is onrein.
5 Ieder die zijn bed aanraakt, is onrein tot de avond en moet zijn kleren wassen en zich baden.
6 Ieder die op een stoel zit waarop de onreine man heeft gezeten, wordt zelf ook onrein tot de avond en moet zijn kleren wassen en zich baden.
7 Hetzelfde geldt voor allen die hem aanraken.
8 Ieder op wie hij spuugt, is onrein tot de avond en moet zijn kleren wassen en zich baden.