4 Elk bed waarop hij ligt en elke stoel waarop hij zit, is onrein.
5 Ieder die zijn bed aanraakt, is onrein tot de avond en moet zijn kleren wassen en zich baden.
6 Ieder die op een stoel zit waarop de onreine man heeft gezeten, wordt zelf ook onrein tot de avond en moet zijn kleren wassen en zich baden.
7 Hetzelfde geldt voor allen die hem aanraken.
8 Ieder op wie hij spuugt, is onrein tot de avond en moet zijn kleren wassen en zich baden.
9 Het zadel waarop hij rijdt, is onrein.
10 Ieder die iets aanraakt of draagt dat onder hem is geweest, is tot de avond onrein en moet zijn kleren wassen en zich baden.