25 Ook het vet van het zondoffer moet hij op het altaar verbranden.
26 De man die de bok heeft meegenomen naar de wildernis, moet daarna zijn kleren wassen en zich baden en dan weer in het kamp terugkomen.
27 De jonge stier en de bok van het zondoffer (Aäron bracht hun bloed in het Heilige der Heiligen om verzoening te doen) zullen buiten het kamp worden gebracht en daar worden verbrand met hun huid en ingewanden.
28 Daarna zal de man die ze heeft verbrand zijn kleren wassen, zich baden en teruggaan naar het kamp.
29 Dit is een wet die altijd van kracht blijft: op de tiende dag van de zevende maand mag u niet werken. Het moet een dag zijn van zelfonderzoek en vasten voor de Here. Dit geldt zowel voor de geboren Israëliet als voor de buitenlander die bij u woont.
30 Want op deze dag wordt verzoening gedaan over uw zonden, u wordt voor de Here van uw zonden gereinigd.
31 Het is een sabbat van volledige rust, die in ingetogenheid moet worden doorgebracht. Dit is een altijd geldende wet.