6 Aäron moet eerst de jonge stier aan de Here aanbieden als een zondoffer om verzoening te doen voor zichzelf en zijn gezin.
7 Dan zal hij de twee geitenbokken voor de Here brengen bij de ingang van de tabernakel en het lot over hen werpen,
8 één lot voor de bok die voor de Here wordt geofferd en één voor de bok die wordt weggezonden.
9 De bok waarop het lot van de Here valt, moet Aäron als een zondoffer aan de Here offeren.
10 De andere bok zal in leven worden gelaten en voor de Here worden geplaatst. Hij zal als zondebok de woestijn worden ingestuurd.
11-12 Nadat Aäron de jonge stier als zondoffer voor zichzelf en zijn gezin heeft geofferd, moet hij een vuurpan met gloeiende kolen van het altaar van de Here nemen en zijn handen vullen met geurig reukwerk dat tot fijn poeder is verwerkt en dat achter het gordijn van het Heilige der Heiligen brengen.
13 Daar moet hij, voor het oog van de Here, het reukwerk op de gloeiende kolen leggen. Zo zal een wolk van reukwerk het verzoendeksel bedekken dat op de ark ligt (waarin de stenen plaquettes met de wet liggen), opdat hij niet sterft.