8 Als u het op de derde dag eet, zult u schuldig zijn, want u schendt daarmee de heiligheid van de Here en u zult worden verstoten uit het volk van de Here.
9 Wanneer u de oogst binnenhaalt, moet u de randen van het veld niet helemaal afmaaien en wat op de grond is gevallen, moet u naderhand niet bijeenrapen.
10 Hetzelfde geldt voor de wijnoogst, haal niet alle druiven van de planten en laat wat op de grond is gevallen, gewoon liggen. Laat het liggen voor de armen en voor hongerige reizigers, want Ik ben de Here, uw God.
11 U mag niet stelen, liegen of elkaar bedriegen.
12 Zweer geen valse eed, want daarmee ontheiligt u de naam van uw God, want Ik ben de Here.
13 U mag niet roven of iemand iets afpersen en u moet de arbeiders die u hebt gehuurd, op tijd betalen. Als u een van hen nog loon schuldig bent, laat er dan niet nog een nacht overheen gaan voordat u hem uitbetaalt.
14 U mag niet vloeken tegen een dove. U mag een blinde niets in de weg leggen. Heb ontzag voor uw God, Ik ben de Here!