1 De Here zei tegen Mozes: ‘Zeg de priesters dat zij zich nooit mogen verontreinigen door een dode aan te raken,
2-3 tenzij het een naaste bloedverwant is: een moeder, vader, zoon, dochter, broer of een ongetrouwde zuster, voor wie hij bijzondere verantwoordelijkheid draagt, omdat zij niet getrouwd is.
4 De priester is een leider van zijn volk en mag zich niet verontreinigen zoals een gewoon iemand dat wel kan.
5 De priesters mogen geen kale plekken op hun hoofden of in hun baarden laten knippen, noch in hun vlees laten snijden.