38 Want Ik, de Here, uw God, haalde u uit het land Egypte om u het land Kanaän te geven en om uw God te zijn.
39 Als een mede-Israëliet verarmt en zich aan u verkoopt, moet u hem niet als een gewone slaaf behandelen,
40 maar als een gehuurde knecht of een gast, en hij zal u slechts dienen tot het jubeljaar.
41 In dat jaar mag hij weggaan met zijn kinderen en teruggaan naar zijn familie en zijn bezittingen.
42 Want Ik haalde hen uit het land Egypte en zij zijn mijn dienaren. Daarom mogen zij niet worden verkocht als gewone slaven.
43 Ook mogen zij niet wreed worden behandeld, vrees uw God.
44 U mag echter wel slaven en slavinnen kopen in de landen rondom u