41 In dat jaar mag hij weggaan met zijn kinderen en teruggaan naar zijn familie en zijn bezittingen.
42 Want Ik haalde hen uit het land Egypte en zij zijn mijn dienaren. Daarom mogen zij niet worden verkocht als gewone slaven.
43 Ook mogen zij niet wreed worden behandeld, vrees uw God.
44 U mag echter wel slaven en slavinnen kopen in de landen rondom u
45 en u mag de kinderen van de buitenlanders die onder u wonen, kopen ook al zijn ze in uw land geboren.
46 Zij zullen voor altijd slaven van u zijn, die u kunt nalaten aan uw kinderen, maar uw broeders die bij het volk Israël horen, zult u niet op die manier behandelen.
47 Als een buitenlander die bij u woont, rijk wordt en een Israëliet verarmt en verkoopt zich aan die buitenlander of aan familie van die buitenlander,