45 en u mag de kinderen van de buitenlanders die onder u wonen, kopen ook al zijn ze in uw land geboren.
46 Zij zullen voor altijd slaven van u zijn, die u kunt nalaten aan uw kinderen, maar uw broeders die bij het volk Israël horen, zult u niet op die manier behandelen.
47 Als een buitenlander die bij u woont, rijk wordt en een Israëliet verarmt en verkoopt zich aan die buitenlander of aan familie van die buitenlander,
48 mag hij worden teruggekocht door een van zijn broeders:
49 zijn oom, zijn neef of een van zijn andere naaste familieleden. Hij mag zichzelf ook aflossen als hij het geld ervoor kan bemachtigen.
50 De prijs voor zijn vrijheid zal afhangen van het aantal jaren tot het jubeljaar: het bedrag dat nodig zou zijn om voor dat aantal jaren een knecht te huren.
51 Als nog veel jaren moeten verstrijken voor het jubeljaar aanbreekt, zal de prijs bijna gelijk zijn aan die hij kreeg toen hij zichzelf verkocht.