21 Als het in het jubeljaar vrijkomt, zal het de Here toebehoren als iets dat aan Hem is gewijd en het zal aan de priester worden gegeven.
22 Als een man een stuk land dat hij heeft gekocht, maar dat geen deel uitmaakt van zijn familiebezittingen, aan de Here wijdt,
23 zal de priester de waarde vaststellen tot het volgende jubeljaar. De man zal die waarde onmiddellijk aan de Here betalen
24 en in het jubeljaar zal het stuk land weer terugkeren naar de oorspronkelijke eigenaar, van wie hij het had gekocht.
25 Alle waardebepalingen zullen worden uitgedrukt in normale geldeenheden.
26 U kunt het eerstgeborene van een rund of een schaap niet aan de Here wijden, want die zijn al van Hem.
27 Maar als het het eerstgeborene is van een dier dat niet op de lijst van offerdieren voorkomt en dus niet door de Here wordt aanvaard als offer, zal de eigenaar de door de priester geschatte waarde met een vijfde deel extra betalen. Als de eigenaar het niet terugkoopt, mag de priester het dier aan iemand anders verkopen.