18 Iedere mannelijke afstammeling van Aäron, iedere priester, generatie na generatie, mag dit eten, ieder die ermee in aanraking komt, zal heilig worden.’
19-20 En de Here zei tegen Mozes: ‘Op de dag dat Aäron en zijn zonen tot priester worden gezalfd en gewijd, moeten zij de Here een spijsoffer brengen: 2,2 liter fijn meel, waarvan de ene helft 's morgens en de andere helft 's avonds moet worden geofferd.
21 Het moet op een bakplaat met olijfolie worden gemengd en gebakken en daarna aan de Here worden geofferd. De brandende stukken van het spijsoffer zullen aangenaam zijn voor de Here.
22-23 Als de zonen hun vaders opvolgen als priester, moet dit offer op hun inwijdingsdag worden gebracht. Dit is een regel die altijd van kracht blijft. Dit spijsoffer moet in zijn geheel voor de Here worden verbrand. Niets ervan mag worden gegeten.’
24 Toen sprak de Here opnieuw tegen Mozes en zei:
25 ‘Zeg tegen Aäron en zijn zonen dat dit de voorschriften betreffende het zondoffer zijn: dit offer is allerheiligst en moet voor de ogen van de Here worden geslacht.
26 De priester die deze offerdienst uitvoert, zal het vlees van het offer in de voorhof van de tabernakel eten.