4 Want mijn dagen verdwijnen als rook,mijn gebeente gloeit als een vuurhaard;
5 mijn hart is verzengd en verdord als gras,want ik vergat mijn brood te eten.
6 Vanwege mijn luide zuchtenkleeft mijn gebeente aan mijn vlees;
7 ik ben gelijk aan een pelikaan in de woestijn,ik ben als een steenuil te midden der puinhopen;
8 ik ben slapeloos,ik gelijk op een eenzame vogel op het dak.
9 Mijn vijanden smaden mij de ganse dag,wie tegen mij razen, gebruiken mijn naam als vloek;
10 want ik eet as als brooden vermeng mijn drank met tranen