1 Van David.Ik zal U loven met mijn ganse hart,in de tegenwoordigheid der goden zal ik U psalmzingen.
2 Ik zal mij nederbuigen naar uw heilige tempelen uw naam prijzen om uw goedertierenheid en trouw,want Gij hebt, om uws grote naams wil,uw toezegging heerlijk gemaakt.
3 Ten dage dat ik riep, hebt Gij mij geantwoord,Gij hebt mij bemoedigd met kracht in mijn ziel.
4 Alle koningen der aarde zullen U, o Here, loven,wanneer zij de woorden van uw mond gehoord hebben;
5 zij zullen zingen van de wegen des Heren,want de heerlijkheid des Heren is groot.
6 Want de Here is verheven, en Hij aanschouwt de nederige,maar de hovaardige kent Hij van verre.
7 Wanneer ik wandel te midden van benauwdheid,behoudt Gij mij in het leven;tegen de toorn van mijn vijanden strekt Gij uw hand uit,en uw rechterhand verlost mij.
8 De Here zal het voor mij voleindigen.O Here, uw goedertierenheid is tot in eeuwigheid.Laat niet varen de werken uwer handen.