1 Voor de koorleider. Een psalm van David.
2 Here, over uw macht verheugt zich de koning,hoezeer juicht hij over uw heil.
3 Zijn hartewens hebt Gij hem geschonken,de begeerte van zijn lippen hebt Gij niet geweigerd. sela
4 Want Gij treedt hem tegemoet met rijke zegeningen.Gij zet een kroon van fijn goud op zijn hoofd.
5 Leven vroeg hij van U; Gij gaaft het hem,lengte van dagen voor altoos en immer.
6 Groot is zijn eer door uw heil,majesteit en luister hebt Gij hem toebedeeld;
7 want Gij maakt hem rijk gezegend voor immer.Gij overstelpt hem met blijdschap voor uw aangezicht.
8 Want de koning vertrouwt op de Hereen door de goedertierenheid des Allerhoogstenwankelt hij niet.
9 Uw hand zal al uw vijanden vinden,uw rechterhand zal uw haters vinden.
10 Gij zult hen maken als een vurige oventen tijde dat Gij verschijnt, o Here.In zijn toorn zal Hij hen verslinden,en het vuur zal hen verteren;
11 hun kroost zult Gij van de aarde verdelgenen hun nageslacht uit de mensenkinderen.
12 Als zij onheil over u willen brengen,boze plannen beramen, vermogen zij niets.
13 Ja, Gij zult hen de rug doen keren,met de pees van uw boog legt Gij aan op hun gelaat.
14 Verhef U, o Here, in uw kracht,wij willen uw sterkte met psalmen bezingen.