1 Halleluja. Looft, gij knechten des Heren,looft de naam des Heren.
2 De naam des Heren zij geprezenvan nu aan tot in eeuwigheid.
3 Vanwaar de zon opgaat tot waar zij ondergaat,zij de naam des Heren geloofd.
4 Verheven boven alle volken is de Here,boven de hemelen is zijn heerlijkheid.
5 Wie is als de Here, onze God,die zeer hoog woont,
6 die zeer laag neerziet,in de hemel en op de aarde?
7 Die de geringe opricht uit het stof,de arme omhoog heft uit het slijk,
8 om hem te doen zitten bij de edelen,bij de edelen van zijn volk;
9 die de onvruchtbare huisvrouw doet wonenals een blijde moeder van kinderen. Halleluja.