6 Vanwege mijn luide zuchtenkleeft mijn gebeente aan mijn vlees;
7 ik ben gelijk aan een pelikaan in de woestijn,ik ben als een steenuil te midden der puinhopen;
8 ik ben slapeloos,ik gelijk op een eenzame vogel op het dak.
9 Mijn vijanden smaden mij de ganse dag,wie tegen mij razen, gebruiken mijn naam als vloek;
10 want ik eet as als brooden vermeng mijn drank met tranen
11 vanwege uw toorn en uw verbolgenheid,omdat Gij mij hebt opgenomen en neergeworpen.
12 Mijn dagen zijn als een langgerekte schaduw,en ik verdor als gras.