8 ik ben slapeloos,ik gelijk op een eenzame vogel op het dak.
9 Mijn vijanden smaden mij de ganse dag,wie tegen mij razen, gebruiken mijn naam als vloek;
10 want ik eet as als brooden vermeng mijn drank met tranen
11 vanwege uw toorn en uw verbolgenheid,omdat Gij mij hebt opgenomen en neergeworpen.
12 Mijn dagen zijn als een langgerekte schaduw,en ik verdor als gras.
13 Maar Gij, o Here, troont voor eeuwig,uw naam blijft van geslacht tot geslacht.
14 Gij zult opstaan, U over Sion erbarmen,want het is tijd haar genadig te zijn,want de bepaalde tijd is gekomen;