13 Hij drenkt de bergen uit zijn opperzalen,van de vrucht uwer werken wordt de aarde verzadigd.
14 Hij doet het gras ontspruiten voor het vee,het groene kruid ter bewerking door de mens,brood uit de aarde voortbrengende
15 en wijn, die het hart des mensen verheugt,het aangezicht doende glanzen van olie;ja, brood, dat het hart des mensen versterkt.
16 De bomen des Heren worden verzadigd,de ceders van de Libanon, die Hij heeft geplant,
17 waar de vogels nestelen.Des ooievaars huis zijn de cypressen,
18 de hoge bergen zijn voor de steenbokken,de rotsen een schuilplaats voor de klipdassen.
19 Hij heeft de maan gemaakt voor de vaste tijden,de zon kent de tijd van haar ondergang.