16 De bomen des Heren worden verzadigd,de ceders van de Libanon, die Hij heeft geplant,
17 waar de vogels nestelen.Des ooievaars huis zijn de cypressen,
18 de hoge bergen zijn voor de steenbokken,de rotsen een schuilplaats voor de klipdassen.
19 Hij heeft de maan gemaakt voor de vaste tijden,de zon kent de tijd van haar ondergang.
20 Beschikt Gij duisternis, dan wordt het nacht,dan roert zich al het gedierte van het woud;
21 de jonge leeuwen brullen om roofen begeren hun spijze van God.
22 Gaat de zon op, dan trekken zij zich terugen leggen zich neer in hun holen.