11 toen Hij zeide: U zal Ik het land Kanaän gevenals het u toegemeten erfdeel.
12 Toen zij weinige mensen in getal waren,een kleine schare en vreemdelingen daarin,
13 en van volk tot volk trokken,van het ene koninkrijk tot de andere natie,
14 gedoogde Hij niet, dat enig mens hen verdrukte,en bestrafte Hij koningen om hunnentwil:
15 Raakt mijn gezalfden niet aan,en doet mijn profeten geen kwaad.
16 Toen Hij hongersnood opriep over het landen alle staf des broods verbrak,
17 zond Hij een man voor hen uit:Jozef werd als slaaf verkocht;