28 Hij zond duisternis, maakte het duister;en zij waren tegen zijn woorden niet weerspannig.
29 Hij veranderde hun wateren in bloeden deed hun vissen sterven;
30 hun land wemelde van kikvorsen,zelfs in de kamers van hun koningen.
31 Hij sprak, en er kwamen steekvliegen,muggen over hun ganse gebied.
32 Hij maakte hun regens tot hagel,gaf laaiend vuur over hun land;
33 Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboomen verbrak het geboomte in hun gebied.
34 Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen,verslinders zonder tal;