31 Hij sprak, en er kwamen steekvliegen,muggen over hun ganse gebied.
32 Hij maakte hun regens tot hagel,gaf laaiend vuur over hun land;
33 Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboomen verbrak het geboomte in hun gebied.
34 Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen,verslinders zonder tal;
35 zij aten al het groene kruid in hun landen aten de vrucht van hun akker.
36 Hij sloeg alle eerstgeborenen in hun land,de eerstelingen van hun ganse kracht.
37 Hij voerde hen uit met zilver en goud,en er was in hun stammen niemand die struikelde.