34 Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen,verslinders zonder tal;
35 zij aten al het groene kruid in hun landen aten de vrucht van hun akker.
36 Hij sloeg alle eerstgeborenen in hun land,de eerstelingen van hun ganse kracht.
37 Hij voerde hen uit met zilver en goud,en er was in hun stammen niemand die struikelde.
38 Egypte verheugde zich, toen zij uittrokken,want vrees voor hen was op hen gevallen.
39 Hij breidde een wolk uit tot bedekking,en vuur om de nacht te verlichten.
40 Zij vroegen, en Hij deed kwakkelen komen,met brood uit de hemel verzadigde Hij hen.