38 Egypte verheugde zich, toen zij uittrokken,want vrees voor hen was op hen gevallen.
39 Hij breidde een wolk uit tot bedekking,en vuur om de nacht te verlichten.
40 Zij vroegen, en Hij deed kwakkelen komen,met brood uit de hemel verzadigde Hij hen.
41 Hij opende de rots, en wateren vloeiden,zij stroomden door de dorre streken als een rivier;
42 want Hij gedacht aan zijn heilig woord,aan Abraham, zijn knecht.
43 Hij voerde zijn volk uit met blijdschap,zijn uitverkorenen met gejubel.
44 Hij gaf hun de landen der volken,zodat zij de arbeid der natiën beërfden,